Vertaling van uitdoen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
blussen, doven, uitblussen, uitdoen, uitdoven, uitmaken {ww.}
extinguir
apagar
apagar
afdoen, afleggen, afzetten, uitdoen, uitkrijgen, uittrekken {ww.}
tirar
depor
depor
Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
Eu tenho que tirar meus sapatos aqui?