Vertaling van uittrekken

Inhoud:

Nederlands
Portugees
uitrukken, uitscheuren, uittrekken {ww.}
tirar
rasgar
arrancar
bestemmen, uittrekken {ww.}
destinar
reservar
aprazar
afdoen, afleggen, afzetten, uitdoen, uitkrijgen, uittrekken {ww.}
tirar
depor
Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
Eu tenho que tirar meus sapatos aqui?


Gerelateerd aan uittrekken

uitrukken - uitscheuren - bestemmen - afdoen - afleggen - afzetten - uitdoen - uitkrijgen