Vertaling van varen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
varen {ww.}
varen {ww.}
navegar
varen [v] {zn.}
feto
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
ir
rodar
viajar
andar
Ik wil niet alleen gaan.
Não quero ir sozinho.
Wij moeten naar school gaan.
Precisamos ir à escola.


Gerelateerd aan varen

gaan - karren - rijden