Vertaling van verlopen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
terminar
acabar
acabar
omkomen, overdrijven, overgaan, vergaan, verlopen, verstrijken {ww.}
passar
gaan, lopen, van stapel lopen, verlopen, zich begeven {ww.}
ir
caminhar
andar
caminhar
andar
We moeten nog tien mijl lopen voor zonsondergang.
Temos que caminhar mais dez milhas antes do poente.
Ik wil niet alleen gaan.
Não quero ir sozinho.
decadent, verlopen {bn.}
decadente