Vertaling van vinden
achar
asceitar
deparar
ser de opinião
julgar
Voorbeelden in zinsverband
Ik kan mijn horloge niet vinden.
Não consigo encontrar meu relógio.
Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
Não consigo encontrar as minhas luvas.
Hij kan zijn hoed niet vinden.
Ele não consegue encontrar o chapéu dele.
Men kan altijd wel tijd vinden.
Sempre se pode encontrar tempo.
Ik zal nooit iemand zoals hij vinden.
Eu nunca encontrarei alguém como ele.
We zouden het leuk vinden als je een liedje zong.
Gostaríamos que você cantasse uma canção.
Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?
Não consigo achar Tom. Ele já foi embora?
Ik moet nodig plassen en kan geen wc vinden.
Eu estou me mijando e não acho um banheiro.
De politie zal jullie dwingen de kogels te vinden.
A polícia vai fazer você encontrar as balas.
We zouden het leuk vinden als je wat liedjes zong.
A gente queria que você cantasse umas músicas.
Heb je een reden om dat te vinden?
Você tem algum fundamento para achar isso?
Hij had het geluk een baan te vinden.
Ele teve a sorte de encontrar trabalho.
Het enige wat telt is het vinden van een goedkope auto.
A única coisa que importa é encontrar um carro barato.