Vertaling van voeren
Inhoud:
Nederlands
Portugees
voeren {ww.}
forrar
overbrengen, transporteren, voeren, vervoeren {ww.}
transportar
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
levar
guiar
conduzir
guiar
conduzir
Teveel stress kan tot een handicap leiden.
Muito estresse pode levar à doença física.
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
levar
carregar
carregar
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
ir
rodar
viajar
andar
rodar
viajar
andar
Ik wil niet alleen gaan.
Não quero ir sozinho.
Wij moeten naar school gaan.
Precisamos ir à escola.
varen {ww.}
varen {ww.}
navegar