Vertaling van voorbij

Inhoud:

Nederlands
Portugees
afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij {bn.}
passado
langs, voorbij {vz.}
além
ao lado de
por diante de


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

De zomer is voorbij.

O verão acabou.

De zomer is voorbij.

O verão acabou.

De zomervakantie is voorbij.

As férias de verão acabaram.

Er zijn al twee weken voorbij, en ik heb u niet gezien.

Passaram-se duas semanas e eu não te vi.


Gerelateerd aan voorbij

afgelopen - laatstleden - verleden - verschenen - vervlogen - langs