Vertaling van wagen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
wagen, zich vermetelen {ww.}
aventurar-se a
ousar
atrever-se
wagen, schrijfmachinewagen {zn.}
carrinho
carreta
kans lopen, op het spel zetten, risico lopen, riskeren, wagen {ww.}
avançar
aventurar
arriscar
bestaan, durven, wagen {ww.}
ter coragem de
ousar
rijtuig, vehikel, voertuig, wagen {zn.}
veículo
carruagem
viatura
karretje [o], kar, handkar, wagen {zn.}
carroça
carro
caminhão
Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
Não ponha a carroça na frente dos bois.