Vertaling van wandelen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
aan de wandel zijn, lopen, tippelen, wandelen {ww.}
passear
wandeling [v], tippel, wandelen {zn.}
passeio
Hij is buiten aan het wandelen.
Ele foi dar um passeio.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Mijn opa houdt van wandelen.

Meu avô gosta de caminhar.

Hij is buiten aan het wandelen.

Ele foi dar um passeio.

Hij houdt van wandelen in het park.

Ele gosta de caminhar no parque.

Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?

Por que você está dizendo que quer caminhar no parque?


Gerelateerd aan wandelen

aan de wandel zijn - lopen - tippelen - wandeling - tippel