Vertaling van want
Inhoud:
Nederlands
Portugees
handschoen , want {zn.}
luva
aangezien, daar, omdat, vermits, want, wijl {vw.}
pois que
porque
visto que
porque
visto que
luchten, spuien, uitluchten, ventileren, wannen {ww.}
ventilar
arejar
arejar
waaien, frisse lucht toewaaien, wannen {ww.}
ventilar
joeirar
abanar
joeirar
abanar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Vergeef me, want ik heb gezondigd.
Perdoe-me, pois eu pequei.
"Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens." "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."
"Você sabe onde está minha chave? Não a vejo em lugar nenhum." "Você deve estar procurando de olhos fechados, então, pois está na mesa, como sempre."