Vertaling van water

Inhoud:

Nederlands
Portugees
water [o] {zn.}
água
Ik wil water.
Quero água.
Katoen neemt water op.
O algodão absorve água.
begieten, wateren {ww.}
espargir
molhar
regar
bevloeien, gieten, begieten, sproeien, besproeien, wateren, water geven {ww.}
molhar
irrigar


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Ik wil water.

Quero água.

Katoen neemt water op.

O algodão absorve água.

Water is belangrijk voor mensen.

A água é importante para as pessoas.

De emmer was vol water.

O balde estava cheio d'água.

Suiker lost op in water.

O açúcar se dissolve em água.

Er is geen drinkbaar water.

Não há água potável.

Een spons neemt water op.

Uma esponja absorve água.

Vul deze fles met water.

Encha esta garrafa com água.

Vissen leven in het water.

Peixes vivem na água.

Een watermeloen zit vol water.

A melancia é cheia de água.

Droog zand neemt water op.

Areia seca absorve água.

Mijn hand is in warm water.

Minha mão está em água quente.

Je moet geen stilstaand water drinken.

Você não deveria tomar água parada.

Je kan olie en water niet mengen.

Não se podem misturar água e óleo.

Water en lucht zijn allebei fluïda.

Tanto a água quanto o ar são fluidos.


Gerelateerd aan water

begieten - wateren - bevloeien - gieten - sproeien - besproeien - water geven