Vertaling van wijk

Inhoud:

Nederlands
Portugees
buurt [v], wijk, stadswijk {zn.}
bairro
gracht, kanaal [o], vaart, wijk {zn.}
canal
aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
parar de
cessar
Je zou beter stoppen met roken.
Você deveria parar de fumar.
Ge moet stoppen met roken.
Você deve parar de fumar.
toegeven, afstaan, wijken {ww.}
transigir
submeter-se
alhear
ceder
abdicar
'm smeren, verdwijnen, wijken, verzwinden, zwinden {ww.}
sumir-se
desaparecer