Vertaling van wippen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
wippen {ww.}
gangorrar
balançar
balançar
copuleren, naaien, neuken, vozen, wippen {ww.}
transar
copular
copular
balanceren, hobbelen, schommelen, wiegelen, wiegen, wippen {ww.}
ondular
oscilar
balançar-se
oscilar
balançar-se
kappen, vellen, neervellen, wippen {ww.}
derrubar