Vertaling van wit
Inhoud:
Nederlands
Portugees
wit {zn.}
branco
De hond is wit.
O cachorro é branco.
Mijn hond is wit.
Meu cachorro é branco.
blank, wit {bn.}
branco
doel , doelstelling , doelwit , honk, wit {zn.}
fim
ponto de mira
alvo
ponto de mira
alvo
kalken, pleisteren, witten {ww.}
caiar
bleken, wit maken, witten {ww.}
embranquecer
branquear
corar
alvejar
branquear
corar
alvejar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
De hond is wit.
O cachorro é branco.
Mijn hond is wit.
Meu cachorro é branco.
Haar huid is wit, zo wit als sneeuw.
Sua pele é branca como a neve.
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
Uma enfermeira veste branco.
In Wit-Rusland wonen aanhangers van verschillende religies.
Adeptos de várias religiões vivem na Bielorrússia.
We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.
Temos dois gatos; um é branco e o outro é preto.
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.
Tenho um gato e um cão. O gato é preto e o cão é branco.
Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
Ela tem dois gatos. Um é branco e o outro é preto.