Vertaling van wit maken
Inhoud:
Nederlands
Portugees
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
fazer
formar
executar
cometer
confeccionar
formar
executar
cometer
confeccionar
wij maken aan
bleken, wit maken, witten {ww.}
embranquecer
branquear
corar
alvejar
branquear
corar
alvejar
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabricar
wij maken aan
afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen {ww.}
terminar
encerrar
finalizar
acabar
encerrar
finalizar
acabar
Tom wil het niet uitmaken met Mary.
Tom não quer terminar com Mary.
doden, doodmaken, ombrengen {ww.}
matar
Patriotten spreken altijd over sterven voor hun land, en nooit over doden voor hun land.
Os patriotas sempre falam em morrer pelo seu país, e nunca em matar pelo seu país.
fijnmaken, verpoederen, verpulveren {ww.}
pulverizar
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
aprontar
preparar
aparelhar
preparar
aparelhar
doorkomen, doormaken, doortrekken {ww.}
percorrer
atravessar
atravessar
beleven, doorleven, doormaken, ondergaan {ww.}
viver
atravessar
atravessar
dichten, dichtmaken, stoppen, toestoppen, verstoppen, volstoppen {ww.}
obstruir
obturar
tampar
tapar
arrolhar
obturar
tampar
tapar
arrolhar
buitmaken, behalen, verkrijgen, verwerven {ww.}
adquirir
arranjar
obter
arranjar
obter
wij maken buit
dichtdoen, dichtmaken, sluiten, toedoen {ww.}
fechar
wij maken dicht
aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
acender
wij maken aan
drogen, afdrogen, droogmaken, uitdrogen {ww.}
enxugar
secar
secar
wij maken droog
buitmaken, plunderen, roven, stropen {ww.}
pilhar
roubar
saltear
roubar
saltear
wij maken buit