Vertaling van zoet
Inhoud:
Nederlands
Portugees
zoetigheid , snoep, snoepgoed, zoet {zn.}
doce
coisa doce
coisa doce
Mijn zus houdt van snoep.
Minha irmã gosta de doce.
Suiker is zoet.
O açúcar é doce.
liefelijk, zacht, zoet {bn.}
ameno
doce
meigo
suave
doce
meigo
suave
boenen, poetsen, polijsten, schuren, wrijven, zoeten {ww.}
polir
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Slaapwel. Droom zoet.
Boa noite. Sonhe com os anjos.
Suiker is zoet.
O açúcar é doce.
De cake smaakt zoet.
O bolo tem sabor doce.
Deze cake is erg zoet.
Este bolo está muito doce.