Vertaling van Tóquio
Inhoud:
Portugees
Nederlands
Tóquio {eigenn.}
Tokio
Voorbeelden in zinsverband
Portugees
Nederlands
Vivo em Tóquio.
Ik woon in Tokio.
Estou em Tóquio hoje.
Ik ben vandaag in Tokyo.
Quero ir para Tóquio.
Ik wil naar Tokyo gaan.
Meu irmão vive em Tóquio.
Mijn broer woont in Tokio.
Você já viu a Torre de Tóquio?
Heb je de Toren van Tokio wel eens gezien?
Meu pai vive e trabalha em Tóquio.
Mijn vader woont en werkt in Tokio.
Nenhuma cidade na Europa é tão populosa quanto Tóquio.
Geen stad in Europa is zo dichtbevolkt als Tokio.
A população de Xangai é tão grande quanto a de Tóquio.
De bevolking van Shanghai is even groot als die van Tokio.
Antes de vir para Tóquio, vivemos durante dez anos em Osaca.
Voordat we naar Tokio kwamen hebben we tien jaar in Osaka gewoond.