Vertaling van andar
Inhoud:
Portugees
Nederlands
Temos que caminhar mais dez milhas antes do poente.
We moeten nog tien mijl lopen voor zonsondergang.
Não quero ir sozinho.
Ik wil niet alleen gaan.
Precisamos ir à escola.
Wij moeten naar school gaan.
Quero ir para Londres.
Ik wil naar Londen gaan.
Queria ir lá.
Ik wilde daar naartoe gaan.
passar, andar, estar {ww.}
het maken
gesteld zijn
gesteld zijn
Voorbeelden in zinsverband
Portugees
Nederlands
Em que andar você mora?
Op welke verdieping woont ge?
Eu moro no primeiro andar.
Ik woon gelijkvloers.
Aprendi a andar de bicicleta quando tinha seis anos de idade.
Ik heb leren fietsen toen ik zes was.