Vertaling van apertar
Inhoud:
Portugees
Nederlands
apertar, constringir, segurar {ww.}
omklemmen
apertar, estreitar {ww.}
vernauwen
innemen
innemen
armar, dar corda, esticar, retesar, entesar, engatilhar, apertar {ww.}
uitrekken
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen