Vertaling van atravessar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
atravessar, percorrer {ww.}
doormaken
doortrekken
doorkomen
atravessar {ww.}
rijden door
doorkruisen
atravessar, viver {ww.}
ondergaan
doorleven
doormaken
beleven 
atravessar, cruzar {ww.}
over elkaar slaan
kruisen
atravessar, percorrer {ww.}
gaan door
aflopen 
doorgaan
afleggen 
atravessar, cruzar {ww.}
oversteken


Gerelateerd aan atravessar

percorrer - viver - cruzar