Vertaling van caminhar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
caminhar, andar {ww.}
gaan 
voorbijgaan
een weg afleggen
andar, caminhar, marchar {ww.}
lopen 
marcheren
Temos que caminhar mais dez milhas antes do poente.
We moeten nog tien mijl lopen voor zonsondergang.
andar, caminhar, ir {ww.}
gaan 
lopen 
zich begeven
verlopen
van stapel lopen
Não quero ir sozinho.
Ik wil niet alleen gaan.
Precisamos ir à escola.
Wij moeten naar school gaan.
andar, caminhar, dar um passo {ww.}
lopen 
treden
stappen
schrijden


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Meu avô gosta de caminhar.

Mijn opa houdt van wandelen.

Eu gosto de caminhar só.

Ik ga graag alleen te voet.

Ele gosta de caminhar no parque.

Hij houdt van wandelen in het park.

Por que você está dizendo que quer caminhar no parque?

Waarom zeg je dat je in het park wilt wandelen?

Temos que caminhar mais dez milhas antes do poente.

We moeten nog tien mijl lopen voor zonsondergang.


Gerelateerd aan caminhar

andar - marchar - ir - dar um passo