Vertaling van cozinhar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
cozinhar {ww.}
koken
Ele quer aprender a cozinhar.
Hij wil leren koken.
Não sabia que sabiam cozinhar tão bem.
Ik wist niet dat ge zo goed kondt koken.
cozer, cozinhar {ww.}
stoven 
smoren


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Ele quer aprender a cozinhar.

Hij wil leren koken.

Ela gosta de cozinhar para a família.

Ze kookt graag voor haar gezin.

Não sabia que sabiam cozinhar tão bem.

Ik wist niet dat ge zo goed kondt koken.


Gerelateerd aan cozinhar

cozer