Vertaling van dez

Inhoud:

Portugees
Nederlands
dez {telw.}
tien 


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Ontem dormi às dez.

Gisteren ging ik om 10 uur naar bed.

Ele fala dez idiomas.

Hij spreekt 10 talen.

Ele fala dez idiomas.

Hij spreekt 10 talen.

Esperei por dez minutos.

Ik heb tien minuten lang gewacht.

Nick me deve dez dólares.

Nick is mij tien dollar verschuldigd.

Comprei-o por dez dólares.

Ik heb het gekocht voor tien dollar.

Minha mãe cozinhou dez ovos.

Mijn moeder heeft tien eieren gekookt.

"Que horas são?" "São dez e trinta."

"Hoe laat is het?" "Het is half elf."

Eles estão casados há dez anos.

Ze zijn tien jaar getrouwd geweest.

Acerte o relógio. Está dez minutos adiantado.

Zet de klok goed. Hij loopt tien minuten voor.

A aula começa às dez horas.

De les begint om tien uur.

Ele estará de volta em dez minutos.

Hij zal over tien minuten terug zijn.

Um, dois, três, quatro, cinco, seis, sete, oito, nove, dez.

Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien.

Ele é dez anos mais velho que você.

Hij is tien jaar ouder dan jij.

Temos que caminhar mais dez milhas antes do poente.

We moeten nog tien mijl lopen voor zonsondergang.