Vertaling van dinheiro
Voorbeelden in zinsverband
Ele tem muito dinheiro.
Hij heeft veel geld.
Tom não tinha dinheiro.
Tom had geen geld.
Ele quer o dinheiro.
Hij wil het geld.
Quanto dinheiro ele tem?
Hoeveel geld heeft hij?
Precisamos de dinheiro.
We hebben geld nodig.
Ele precisa de dinheiro.
Hij heeft geld nodig.
Pode me dar dinheiro?
Kan jij mij wat geld geven?
Não tenho muito dinheiro.
Ik heb niet veel geld.
Trabalhamos para ganhar dinheiro.
We werken om geld te verdienen.
Ele casou por dinheiro.
Hij is getrouwd voor het geld.
Dividimos o dinheiro entre nós.
We hebben het geld onderling verdeeld.
Ele me devolveu o dinheiro.
Hij gaf me het geld terug.
Ela não tinha muito dinheiro.
Ze had niet veel geld.
Ele pediu uma grande quantidade de dinheiro.
Hij eiste veel geld.
Não sei se tenho bastante dinheiro.
Ik weet niet of ik genoeg geld heb.