Vertaling van dirigir
Inhoud:
Portugees
Nederlands
dirigir, dominar, possuir, reger {ww.}
meester zijn
de baas zijn
de baas zijn
conduzir, dirigir, guiar {ww.}
rondleiden
leiden
geleiden
de weg wijzen
leiden
geleiden
de weg wijzen
Voorbeelden in zinsverband
Portugees
Nederlands
Dirigir muito rápido é perigoso.
Te snel rijden is gevaarlijk.
Você sabe dirigir um carro?
Kun je autorijden?
Tom é muito jovem para dirigir um carro.
Tom is te jong om auto te rijden.