Vertaling van dormir

Inhoud:

Portugees
Nederlands
dormir {ww.}
slapen
pitten
maffen
dormir.
Ga slapen.
Preciso dormir.
Ik moet gaan slapen.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

dormir.

Ga slapen.

Preciso dormir.

Ik moet gaan slapen.

Quero dormir.

Ik wil slapen.

Eu não consegui dormir.

Ik kon niet in slaap raken.

Eu não consegui dormir.

Ik kon niet slapen.

Você deveria ir dormir.

Je zou moeten slapen.

Eu estou tentando dormir.

Ik probeer te slapen.

Quero dormir um pouco mais.

Ik wil nog wat langer slapen.

Como já fosse tarde, fui dormir.

Omdat het al laat was ging ik naar bed.

Apague a luz. Eu não consigo dormir.

Doe het licht uit. Ik kan niet in slaap komen.

Gosto de dormir numa cama macia.

Ik slaap graag in een zacht bed.

Ela está pondo as crianças para dormir.

Ze stopt de kinderen in bed.

Normalmente você vai dormir de que horas?

Hoe laat gaat ge gewoonlijk gaan slapen?

Fui dormir tarde e me atrasei para o primeiro trem.

Ik ging te laat naar bed en was te laat voor de eerste trein.

Nós não conseguimos dormir por causa do barulho.

We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.