Vertaling van ela

Inhoud:

Portugees
Nederlands
ela, ele {pers. vnw.}
't
het 
ela {pers. vnw.}
ze
zij 


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Ela sempre fala inglês.

Ze spreekt altijd Engels.

Ela o insultou.

Ze beledigde hem.

Ela morreu de câncer.

Ze stierf aan kanker.

Ela canta muito bem.

Ze zingt heel goed.

Ela ama o Tom.

Ze houdt van Tom.

Estou zangado com ela.

Ik ben boos op haar.

Ela é muito bonita.

Ze is erg knap.

Ela tem belos olhos.

Ze heeft mooie ogen.

Ela não tinha irmão.

Ze had geen broer.

Onde ela está escondida?

Waar is het verborgen?

Ela recusou minha oferta.

Ze heeft mijn aanbod afgeslagen.

Ela vive em Quioto.

Ze woont in Kyoto.

Ela o provocou.

Ze heeft hem verleid.

Ela tem olhos verdes.

Ze heeft groene ogen.

Ela tem oito anos.

Zij is acht.


Gerelateerd aan ela

ele