Vertaling van esposo

Inhoud:

Portugees
Nederlands
cônjuge, esposo, marido {zn.}
echtgenoot  [m]
man  [m]
gemaal
Ela odiava seu marido.
Ze haatte haar echtgenoot.
Está seu marido em casa?
Is je man thuis?


Gerelateerd aan esposo

cônjuge - marido