Vertaling van fechar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
fechar {ww.}
sluiten 
afsluiten 
op slot doen
Pode ter a gentileza de fechar a janela?
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
fechar {ww.}
sluiten 
toedoen
dichtmaken
dichtdoen


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Nós escutamos a porta fechar.

We hoorden de deur dichtgaan.

Pode ter a gentileza de fechar a janela?

Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?