Vertaling van fim de semana

Inhoud:

Portugees
Nederlands
fim de semana [m] (o ~), final de semana {zn.}
weekend 
weekeinde
Você está livre este fim de semana?
Ben je vrij dit weekend?
Quais são os seus planos para o fim de semana?
Wat ben je van plan voor het weekend?


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Você está livre este fim de semana?

Ben je vrij dit weekend?

Quais são os seus planos para o fim de semana?

Wat ben je van plan voor het weekend?


Gerelateerd aan fim de semana

final de semana