Vertaling van fiscalizar
Inhoud:
Portugees
Nederlands
fiscalizar, inspecionar, vistoriar {ww.}
visiteren
inspectie houden
schouwen
inspecteren
inspectie houden
schouwen
inspecteren
conferir, fiscalizar, inspecionar, supervisionar {ww.}
toezien
surveilleren
nakijken
controleren
checken
aflezen
surveilleren
nakijken
controleren
checken
aflezen