Vertaling van fruir

Inhoud:

Portugees
Nederlands
fruir, possuir, ter {ww.}
erop nahouden
rijk zijn
bezitten 
desfrutar, fruir, gozar {ww.}
zich verlustigen in
genieten van
zich verheugen in
genieten 


Gerelateerd aan fruir

possuir - ter - desfrutar - gozar