Vertaling van hora

Inhoud:

Portugees
Nederlands
hora {zn.}
uur  [o]
É uma hora.
Het is een uur.
Uma hora tem sessenta minutos.
Een uur heeft zestig minuten.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

É uma hora.

Het is een uur.

Que hora devo embarcar?

Wanneer moet ik aan boord gaan?

É hora de comer.

Het is etenstijd.

Que hora você se levanta?

Om hoe laat sta je op?

Uma hora tem sessenta minutos.

Een uur heeft zestig minuten.

Eu estarei de volta em uma hora.

Ik ben over een uur terug.

Ele me fez esperar por uma hora.

Hij heeft mij een uur laten wachten.

Ele não veio na hora certa.

Hij kwam niet op tijd.

Eu cheguei na hora certa na escola.

Ik ben op tijd op school gekomen.

É hora de ir para a cama.

Het is tijd om naar bed te gaan.

Devido à tempestade, não conseguimos chegar na hora estabelecida.

Door de storm zijn we niet op de voorziene tijd kunnen aankomen.

É hora de parar de assistir à televisão.

Het is tijd dat je stopt met televisie kijken.

Eu perdi a hora para a escola esta manhã.

Ik was deze morgen niet op tijd op school.

O trem estava se movendo a 500 milhas por hora.

De trein ging 500 mijl per uur.

O trem ia a 500 milhas por hora.

De trein ging 500 mijl per uur.