Vertaling van hospital

Inhoud:

Portugees
Nederlands
hospital {zn.}
ziekenhuis  [o]
hospitaal [m]
gasthuis [o]
Eu trabalho em um hospital.
Ik werk in een ziekenhuis.
Tom ainda está no hospital.
Tom is nog steeds in het ziekenhuis.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Tom ainda está no hospital.

Tom is nog steeds in het ziekenhuis.

Eu trabalho em um hospital.

Ik werk in een ziekenhuis.

Eu não gostaria de trabalhar num hospital.

Ik zou niet graag in een ziekenhuis werken.

Eu não gostaria de trabalhar num hospital.

Ik zou niet in een ziekenhuis willen werken.

Tenho que visitar meu amigo no hospital

Ik moet mijn vriend in het ziekenhuis bezoeken.

Estou visitando minha avó no hospital.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

Quanto tempo eu ainda vou ter que ficar no hospital?

Hoe lang moet ik nog in het ziekenhuis blijven?

Fui ao hospital para ver a minha mulher.

Ik ging naar het ziekenhuis om mijn vrouw te bezoeken.