Vertaling van limpar
Inhoud:
Portugees
Nederlands
limpar, apagar, varrer {ww.}
wegwissen
wegvegen
uitwissen
wegvagen
uitvegen
wegvegen
uitwissen
wegvagen
uitvegen
limpar, juntar {ww.}
uitkammen
aanharken
opharken
harken
aanharken
opharken
harken
limpar, apagar, varrer {ww.}
uitwissen
Quero limpar a casa antes que os meus pais cheguem.
Ik wil het huis schoonmaken voor mijn ouders komen.
Voorbeelden in zinsverband
Portugees
Nederlands
Eu acabei de limpar meu quarto.
Ik heb net mijn kamer schoongemaakt.
Eu terminei de limpar o meu quarto.
Ik ben klaar met mijn kamer te kuisen.
Você me ajuda a limpar o quarto?
Help je me even de kamer schoon te maken?
Era minha vez de limpar o quarto.
Het was mijn beurt om de kamer te kuisen.
Quero limpar a casa antes que os meus pais cheguem.
Ik wil het huis schoonmaken voor mijn ouders komen.