Vertaling van passear

Inhoud:

Portugees
Nederlands
passear {ww.}
wandelen
lopen 
tippelen
aan de wandel zijn
passear, perambular, vaguear, dar uma volta {ww.}
rondhangen
slenteren
flaneren
kuieren
drentelen


Gerelateerd aan passear

perambular - vaguear - dar uma volta