Vertaling van problema
opgave
vraagstuk
vraagpunt
Voorbeelden in zinsverband
Algum problema?
Is er een probleem?
Sem problema!
Geen probleem!
Então há um problema...
Dan hebben we een probleem...
Como resolverá este problema?
Hoe ga je dit probleem oplossen?
Não há problema.
Geen probleem.
Onde é o problema?
Wat is het probleem?
Eu finalmente resolvi o problema.
Ik heb eindelijk de oplossing voor het probleem gevonden.
O problema resolveu-se sozinho.
Het probleem heeft zichzelf opgelost.
Você conseguiu resolver o problema?
Heb je het probleem kunnen oplossen?
Ele facilmente resolveu o problema.
Hij loste die opgave met gemak op.
O problema é que custa muito.
Het probleem is dat het te duur is.
É aí que está o problema.
Dat is nu juist het probleem.
Eu realmente não entendo este problema.
Ik versta deze opgave echt niet.
Ele pôde resolver o problema com facilidade.
Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.
Seu problema é parecido com o meu.
Jouw probleem lijkt op dat van mij.