Vertaling van roupa

Inhoud:

Portugees
Nederlands
veste, vestido, vestimenta, roupa, roupagem, traje, fato {zn.}
kleed [o]
kleding  [v]
gewaad
Ela estava usando um vestido feio.
Ze had een lelijk kleed aan.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Tom trocou de roupa.

Tom omkleedde zich.

A máquina de lavar roupa quebrou.

De wasmachine is kapot.


Gerelateerd aan roupa

veste - vestido - vestimenta - roupagem - traje - fato