Vertaling van sair
Voorbeelden in zinsverband
Razvan acabou de sair.
Razvan is net vertrokken.
Feche a porta quando sair.
Doe de deur dicht als je weggaat.
Não quero sair esta tarde.
Ik wil deze namiddag niet buiten gaan.
Tenho que sair para fazer compras.
Ik moet gaan winkelen.
Penteie os cabelos antes de sair.
Kam uw haar voordat ge buiten gaat.
Por favor, apague a luz quando sair da sala.
Doe alsjeblieft het licht uit als je de kamer uitgaat.
Ao sair da estação de trem eu vi um homem.
Toen ik het treinstation uitging zag ik een man.
As crianças não gostam de sair quando está escuro.
Kinderen houden er niet van naar buiten te gaan wanneer het donker is.
Nós vamos sair para comer na sexta-feira.
We gaan uit eten op vrijdag.
Estava a ponto de sair quando o telefone tocou.
Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
Gostaria de sair desta cidade e nunca mais voltar.
Ik zou graag dit dorp verlaten en nooit meer terugkeren.
Gostaria de te ver antes de sair da Europa.
Ik wil je nog zien voor ik naar Europa vertrek.
Não posso sair, pois me machuquei uma semana atrás em um acidente.
Ik kan niet uitgaan omdat ik een week geleden gewond raakte in een ongeval.