Vertaling van trabalhar
Inhoud:
Portugees
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Portugees
Nederlands
Tom recusa trabalhar.
Tom weigert te werken.
Você não precisa trabalhar hoje.
Vandaag moet ge niet werken.
Meu pai vai trabalhar de bicicleta.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Eu não gostaria de trabalhar num hospital.
Ik zou niet graag in een ziekenhuis werken.
Vou trabalhar durante as férias de primavera.
Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.
Eu não quero trabalhar sob estas condições.
Ik wil onder deze omstandigheden niet werken.
Eu não gostaria de trabalhar num hospital.
Ik zou niet in een ziekenhuis willen werken.
É mais fácil divertir-se do que trabalhar.
Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.