Vertaling van tu

Inhoud:

Portugees
Nederlands
vós, tu, você, vocês, o senhor, a senhora, os senhores, as senhoras, Vossa Excelência, Vossas Excelências {pers. vnw.}
u 
je
jij 
ge
gij
jullie
gijlieden
gijlui
gelui
jelui
jou
ti, tigo, tu {pers. vnw.}
je
jij 
ge
gij


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Bem, obrigado. E tu?

Goed, dank u. En met u?

Tu tens três carros.

Jij hebt drie auto's.

Tu acreditas em mim?

Gelooft gij mij?

Tu és meu amigo.

Ge zijt mijn vriend.

Tu és tão impaciente comigo.

Je hebt zo weinig geduld met me.

Por que tu compraste flores?

Waarom heb je bloemen gekocht?

Que tu fizestes com minha carteira?

Wat heb je met mijn handtas gedaan?

Tu és mestre aqui ou estudante?

Ben je een leerkracht of een leerling hier?

Não, eu não sou; tu és!

Nee, ik ben het niet, jij bent het!

Eu te amo do jeito que tu és.

Ik hou van je, zoals je bent.

Eu te amo mais do que tu me amas.

Ik hou meer van jou dan jij van mij.