Vertaling van ônibus
Voorbeelden in zinsverband
Vamos de ônibus.
Laten we met de bus gaan.
Tomemos o ônibus.
Laten we de bus nemen.
Queria alugar um ônibus.
Ik wilde een bus huren.
Este ônibus vai para o museu?
Gaat deze bus naar het museum?
Se perdermos o trem, iremos de ônibus.
Als we de trein missen, dan gaan we met de bus.
Onde é o ponto de ônibus?
Waar is de bushalte?
Nós não sabíamos qual ônibus tomar.
We wisten niet welke bus we moesten nemen.
Você deve pegar o ônibus número 5.
Jullie moeten bus 5 nemen.
De onde partem os ônibus do aeroporto?
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
Um motorista de ônibus é responsável pela segurança dos passageiros.
Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.
Você deve entrar naquele ônibus para ir para o museu.
Om bij het museum te komen moet je die bus nemen.
O homem que está dirigindo o ônibus é meu melhor amigo.
De man die de bus bestuurt is mijn beste vriend.
Quanto tempo demora para o ônibus do aeroporto chegar até o aeroporto?
Hoelang doet de vliegveldbus erover naar het vliegveld?