Vertaling van bil

Inhoud:

Zweeds
Nederlands
bil {zn.}
auto  [m]
automobiel  [m]
Han har en bil.
Hij heeft een auto.
Detta är min bil.
Dit is mijn auto.


Voorbeelden in zinsverband

Zweeds
Nederlands

Han har en bil.

Hij heeft een auto.

Detta är min bil.

Dit is mijn auto.

Jag har köpt en bil.

Ik heb een auto gekocht.

Det där är hans bil.

Dat is zijn auto.

Jag skulle vilja hyra en bil.

Ik zou graag een auto willen huren.

Vår bil är tre år äldre än dina.

Onze auto is drie jaar ouder dan de uwe.