Vertaling van bror

Inhoud:

Zweeds
Nederlands
broder, bror {zn.}
broer  [m]
frater [m]
broeder [m]
Min bror är lärare.
Mijn broer is leraar.
Han är min bror.
Hij is mijn broer.


Voorbeelden in zinsverband

Zweeds
Nederlands

Min bror är lärare.

Mijn broer is leraar.

Han är min bror.

Hij is mijn broer.

Min bror bor i Tokyo.

Mijn broer woont in Tokio.

Han är längre än sin bror.

Hij is langer dan zijn broer.

Han är min bror, inte min far.

Hij is mijn broer, niet mijn vader.

Min bror är lika lång som jag.

Mijn broer is net zo groot als ik.


Gerelateerd aan bror

broder