Vertaling van gå
Inhoud:
Zweeds
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Zweeds
Nederlands
Får jag gå hem?
Mag ik naar huis gaan?
Jag ska strax gå.
Ik sta op het punt uit te gaan.
Jag vill gå med dig.
Ik wil met je meegaan.
Du borde gå till tandläkaren.
Ge zoudt naar een tandarts moeten gaan.
Det kommer inte att gå.
Het zal niet werken.
Jag måste gå och sova.
Ik moet gaan slapen.
Jag vill inte gå till skolan.
Ik wil niet naar school.
Hon kunde inte hindra sin dotter från att gå ut.
Ze kon haar dochter er niet van weerhouden om uit te gaan.
Jag ska gå rakt på sak. Du får sparken.
Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.