Vertaling van hora

Inhoud:

Zweeds
Nederlands
hora, sköka {zn.}
temeier
hoer
lichtekooi
publieke vrouw [v]
höra, lyssna, åhöra {ww.}
luisteren 
toeluisteren
toehoren
beluisteren 
aanhoren
Jag orkar inte lyssna mer på hennes klagomål.
Ik ben het beu om naar haar gezaag te luisteren.
höra {ww.}
horen 
verstaan 
vernemen
Kan ni höra mig?
Kun je me horen?

Gerelateerd aan hora

sköka - höra - lyssna - åhöra