Vertaling van vad
Inhoud:
Zweeds
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Zweeds
Nederlands
Vad?
Wat?
Vad saknas?
Wat ontbreekt er?
Vad händer?
Wat is er gaande?
Vad är detta?
Wat is dit?
Vad lagar du?
Wat zijn jullie aan het koken?
Vad gjorde du?
Wat was je aan het doen?
Vad gjorde Jean?
Wat heeft Jean gemaakt?
Vad är orsaken?
Wat is de oorzaak?
Vad äter vi ikväll?
Wat eten we vanavond?
Vad tycker om Japan?
Wat denk je van Japan?
Gör vad du vill.
Doe wat je wil.
Vad gör du?
Wat ben je aan het doen?
Vad finns i lådan?
Wat zit er in de doos?
Vad mer behöver du?
Wat heb je nog meer nodig?
Vad är ditt namn?
Wat is je naam?