Vervoeging van beistehen
Onbepaalde wijs (infinitief): beistehen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich stehe bei
- du stehst bei
- er/sie/es steht bei
- wir stehen bei
- ihr steht bei
- sie stehen bei
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik help
- jij helpt
- hij/zij/het helpt
- wij helpen
- jullie helpen
- zij helpen
Präteritum Indikativ
- ich stand bei
- du stand(e)st bei
- er/sie/es stand bei
- wir standen bei
- ihr standet bei
- sie standen bei
Onvoltooid verleden tijd
- ik hielp
- jij hielp
- hij/zij/het hielp
- wij hielpen
- jullie hielpen
- zij hielpen
Perfekt Indikativ
- ich habe beigestanden
- du hast beigestanden
- er/sie/es hat beigestanden
- wir haben beigestanden
- ihr habt beigestanden
- sie haben beigestanden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geholpen
- jij hebt geholpen
- hij/zij/het heeft geholpen
- wij hebben geholpen
- jullie hebben geholpen
- zij hebben geholpen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte beigestanden
- du hattest beigestanden
- er/sie/es hatte beigestanden
- wir hatten beigestanden
- ihr hattet beigestanden
- sie hatten beigestanden
Voltooid verleden tijd
- ik had geholpen
- jij had geholpen
- hij/zij/het had geholpen
- wij hadden geholpen
- jullie hadden geholpen
- zij hadden geholpen
Futur I Indikativ
- ich werde beistehen
- du wirst beistehen
- er/sie/es wird beistehen
- wir werden beistehen
- ihr werdet beistehen
- sie werden beistehen
Toekomende tijd I
- ik zal helpen
- jij zult helpen
- hij/zij/het zal helpen
- wij zullen helpen
- jullie zullen helpen
- zij zullen helpen
Futur II Indikativ
- ich werde beigestanden haben
- du wirst beigestanden haben
- er/sie/es wird beigestanden haben
- wir werden beigestanden haben
- ihr werdet beigestanden haben
- sie werden beigestanden haben
Toekomende tijd II
- ik zal geholpen hebben
- jij zult geholpen hebben
- hij/zij/het zal geholpen hebben
- wij zullen geholpen hebben
- jullie zullen geholpen hebben
- zij zullen geholpen hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde beistehen
- du würdest beistehen
- er/sie/es würde beistehen
- wir würden beistehen
- ihr würdet beistehen
- sie würden beistehen
Conditionalis I
- ik zou helpen
- jij zou helpen
- hij/zij/het zou helpen
- wij zouden helpen
- jullie zouden helpen
- zij zouden helpen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde beigestanden haben
- du würdest beigestanden haben
- er/sie/es würde beigestanden haben
- wir würden beigestanden haben
- ihr würdet beigestanden haben
- sie würden beigestanden haben
Conditionalis II
- ik zou hebben geholpen
- jij zou hebben geholpen
- hij/zij/het zou hebben geholpen
- wij zouden hebben geholpen
- jullie zouden hebben geholpen
- zij zouden hebben geholpen
Imperativ
- du steh(e) bei
- ihr steht bei
Imperatief
- jij help
- jullie helpt