Vervoeging van beisteuern

Vertaling: bijdragen

Duits

Nederlands

Präsens Indikativ

  • ich steu(e)re bei
  • du steuerst bei
  • er/sie/es steuert bei
  • wir steuern bei
  • ihr steuert bei
  • sie steuern bei

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik draag bij
  • jij draagt bij
  • hij/zij/het draagt bij
  • wij dragen bij
  • jullie dragen bij
  • zij dragen bij

Präteritum Indikativ

  • ich steuerte bei
  • du steuertest bei
  • er/sie/es steuerte bei
  • wir steuerten bei
  • ihr steuertet bei
  • sie steuerten bei

Onvoltooid verleden tijd

  • ik droeg bij
  • jij droeg bij
  • hij/zij/het droeg bij
  • wij droegen bij
  • jullie droegen bij
  • zij droegen bij

Perfekt Indikativ

  • ich habe beigesteuert
  • du hast beigesteuert
  • er/sie/es hat beigesteuert
  • wir haben beigesteuert
  • ihr habt beigesteuert
  • sie haben beigesteuert

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijgedragen
  • jij hebt bijgedragen
  • hij/zij/het heeft bijgedragen
  • wij hebben bijgedragen
  • jullie hebben bijgedragen
  • zij hebben bijgedragen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte beigesteuert
  • du hattest beigesteuert
  • er/sie/es hatte beigesteuert
  • wir hatten beigesteuert
  • ihr hattet beigesteuert
  • sie hatten beigesteuert

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijgedragen
  • jij had bijgedragen
  • hij/zij/het had bijgedragen
  • wij hadden bijgedragen
  • jullie hadden bijgedragen
  • zij hadden bijgedragen

Futur I Indikativ

  • ich werde beisteuern
  • du wirst beisteuern
  • er/sie/es wird beisteuern
  • wir werden beisteuern
  • ihr werdet beisteuern
  • sie werden beisteuern

Toekomende tijd I

  • ik zal bijdragen
  • jij zult bijdragen
  • hij/zij/het zal bijdragen
  • wij zullen bijdragen
  • jullie zullen bijdragen
  • zij zullen bijdragen

Futur II Indikativ

  • ich werde beigesteuert haben
  • du wirst beigesteuert haben
  • er/sie/es wird beigesteuert haben
  • wir werden beigesteuert haben
  • ihr werdet beigesteuert haben
  • sie werden beigesteuert haben

Toekomende tijd II

  • ik zal bijgedragen hebben
  • jij zult bijgedragen hebben
  • hij/zij/het zal bijgedragen hebben
  • wij zullen bijgedragen hebben
  • jullie zullen bijgedragen hebben
  • zij zullen bijgedragen hebben

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde beisteuern
  • du würdest beisteuern
  • er/sie/es würde beisteuern
  • wir würden beisteuern
  • ihr würdet beisteuern
  • sie würden beisteuern

Conditionalis I

  • ik zou bijdragen
  • jij zou bijdragen
  • hij/zij/het zou bijdragen
  • wij zouden bijdragen
  • jullie zouden bijdragen
  • zij zouden bijdragen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde beigesteuert haben
  • du würdest beigesteuert haben
  • er/sie/es würde beigesteuert haben
  • wir würden beigesteuert haben
  • ihr würdet beigesteuert haben
  • sie würden beigesteuert haben

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijgedragen
  • jij zou hebben bijgedragen
  • hij/zij/het zou hebben bijgedragen
  • wij zouden hebben bijgedragen
  • jullie zouden hebben bijgedragen
  • zij zouden hebben bijgedragen

Imperativ

  • du steu(e)re bei
  • ihr steuert bei

Imperatief

  • jij draag bij
  • jullie draagt bij