Vervoeging van bestellen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestellen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich bestelle
- du bestellst
- er/sie/es bestellt
- wir bestellen
- ihr bestellt
- sie bestellen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kom na
- jij komt na
- hij/zij/het komt na
- wij komen na
- jullie komen na
- zij komen na
Präteritum Indikativ
- ich bestellte
- du bestelltest
- er/sie/es bestellte
- wir bestellten
- ihr bestelltet
- sie bestellten
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwam na
- jij kwam na
- hij/zij/het kwam na
- wij kwamen na
- jullie kwamen na
- zij kwamen na
Perfekt Indikativ
- ich habe bestellt
- du hast bestellt
- er/sie/es hat bestellt
- wir haben bestellt
- ihr habt bestellt
- sie haben bestellt
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben nagekomen
- jij bent nagekomen
- hij/zij/het is nagekomen
- wij zijn nagekomen
- jullie zijn nagekomen
- zij zijn nagekomen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte bestellt
- du hattest bestellt
- er/sie/es hatte bestellt
- wir hatten bestellt
- ihr hattet bestellt
- sie hatten bestellt
Voltooid verleden tijd
- ik was nagekomen
- jij was nagekomen
- hij/zij/het was nagekomen
- wij waren nagekomen
- jullie waren nagekomen
- zij waren nagekomen
Futur I Indikativ
- ich werde bestellen
- du wirst bestellen
- er/sie/es wird bestellen
- wir werden bestellen
- ihr werdet bestellen
- sie werden bestellen
Toekomende tijd I
- ik zal nakomen
- jij zult nakomen
- hij/zij/het zal nakomen
- wij zullen nakomen
- jullie zullen nakomen
- zij zullen nakomen
Futur II Indikativ
- ich werde bestellt haben
- du wirst bestellt haben
- er/sie/es wird bestellt haben
- wir werden bestellt haben
- ihr werdet bestellt haben
- sie werden bestellt haben
Toekomende tijd II
- ik zal nagekomen zijn
- jij zult nagekomen zijn
- hij/zij/het zal nagekomen zijn
- wij zullen nagekomen zijn
- jullie zullen nagekomen zijn
- zij zullen nagekomen zijn
Futur I Konjunktiv II
- ich würde bestellen
- du würdest bestellen
- er/sie/es würde bestellen
- wir würden bestellen
- ihr würdet bestellen
- sie würden bestellen
Conditionalis I
- ik zou nakomen
- jij zou nakomen
- hij/zij/het zou nakomen
- wij zouden nakomen
- jullie zouden nakomen
- zij zouden nakomen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde bestellt haben
- du würdest bestellt haben
- er/sie/es würde bestellt haben
- wir würden bestellt haben
- ihr würdet bestellt haben
- sie würden bestellt haben
Conditionalis II
- ik zou zijn nagekomen
- jij zou zijn nagekomen
- hij/zij/het zou zijn nagekomen
- wij zouden zijn nagekomen
- jullie zouden zijn nagekomen
- zij zouden zijn nagekomen
Imperativ
- du bestell(e)
- ihr bestellt
Imperatief
- jij kom na
- jullie komt na